Een
varen behoort tot een groep van ongeveer 12.000
vaatplanten die zich voortplanten via sporen en geen zaden of bloemen hebben. Ze verschillen van mossen doordat ze vaatweefsel hebben (d.w.z. watergeleidende vaten). Ze hebben vertakte stengels en bladeren, net als andere vaatplanten, maar deze zijn megafyllen, die complexer zijn dan de eenvoudige microfyllen van wolfsklauwen. De meeste
varens hebben zogenaamde krulkoppen die zich ontvouwen tot bladen, die elk fijn verdeeld zijn.
Leptosporangiate varens (soms ook echte varens genoemd) vormen verreweg de grootste groep, maar de hier gedefinieerde
varens (varens sensu lato) omvatten paardenstaarten, addertongvarens, marattiavarens en ophioglossumvarens. Deze groep kan worden aangeduid als monilofyten. De term pteridofyten verwijst traditioneel naar
varens en enkele andere zaadloze vaatplanten (zie sectie classificatie hieronder), hoewel sommige recente auteurs de term hebben gebruikt om uitsluitend naar de monilofyten te verwijzen.
Varens verschijnen voor het eerst in het fossielenarchief 360 miljoen jaar geleden in het late Devoon, maar veel van de huidige families en soorten verschenen pas ongeveer 145 miljoen jaar geleden in het vroege Krijt, nadat bloeiende planten veel habitats gingen domineren. De
varen Osmunda claytoniana is een uitstekend voorbeeld van evolutionaire stasis. Paleontologisch bewijs suggereert dat deze soort minstens 180 miljoen jaar onveranderd is gebleven, zelfs op het niveau van fossiele kernen en chromosomen.
Varens zijn economisch niet erg belangrijk, maar sommige worden gekweekt of verzameld voor voedsel, als sierplanten, voor het herstel van verontreinigde bodems en zijn onderzocht vanwege hun vermogen om bepaalde chemische verontreinigingen uit de lucht te verwijderen. Sommige zijn belangrijke onkruiden. Ze spelen ook een rol in mythologie, geneeskunde en kunst.
Sommige van deze informatie is mogelijk afkomstig van de online bron Wikipedia: De vrije encyclopedie.
Lees meer:
https://de.wikipedia.org/wiki/Farne